Taal

Inleiding tot de Turkse taal

Taal

Er zijn ongeveer 70 miljoen Turkse moedertaalsprekers in de wereld, waarvan 60 miljoen in Turkije. Hoewel er ook Koerdisch gesproken wordt in Turkije, spreken bijna alle inwoners Turks als hun eerste of tweede taal. Diegenen die Turks als tweede taal hebben, spreken op een zeer hoog niveau.

Het Turks is afgeleid van een talengroep afkomstig van Centraal Azië, Siberië en Oost-Europa. Er zijn wat twistingen over het feit of het Turks afstamt van het Oghuz of dat het Turks behoort tot de Althaic taalfamilie. Het Turks heeft allesinds zijn wortels in beide takken. De eerste Turkse geschriften zijn gevonden op monumenten in Mongolië.

Er zijn 3 vormen van de Turkse taal: het Turks van Anatolië, het Ottomaanse Turks en het moderne Turks. Het Anatolische Turks werd gebruikt van de 13de eeuw tot de 15de eeuw en het werd geschreven in Arabisch schrift. Door het gebruik van de Islamitische, Perzische en Arabische woordenschat begon de taal te veranderen en tussen de 15de en 20ste eeuw werd ze gekend als het Ottomaanse Turks.

In 1928 kwam er een nieuwe taalstroming door Kemal Ataturk waarbij hij vooral de nadruk legde op de puurheid. Hij veranderde het alfabet van het Arabisch naar het Latijn en startte de Turkse taalassociatie (Turk Dil Kurumu, of de TDK) op. Deze associatie roeide alle vreemde woorden uit en vervangde de niet-Turkse woorden met Turkse equivalenten. Dit zorgde voor verschillen in de taal die gesproken werd door verscheidene generaties.

Turkse dialecten

Het Standaard Turks is dat van Istanbul, maar er zijn veel verschillende dialecten. Deze kunnen ondergedeeld worden in Westers- en Oosters dialect. Het belangrijkste dialect in de Westerse groep is het 'Danubian' terwijl het Oosten de volgende dialecten bevat: Eskisehir, Edirne, Dinler, Gaziantep, Karamanli, Razard, Rumelian, en Urfa.

Kenmerken van het Turks

Het alfabet bestaat uit 21 medeklinkers en 8 klinkers. Er zijn 2 soorten klinkers, met puntjes (e, i, ö, ü) en gewoon (a, i, o, u), deze klinkers spreek je uit vanuit je keel. Klinkers voorzien van puntjes spreek van voor uit in de mond en gewone klinker vanachter. Er zijn 3 belangrijke kenmerken die het Turks onderscheiden van andere talen: klinkerharmonie, samenklontering en medeklinkermutatie.

Klinkerharmonie: Klinkerharmonie is één van de belangrijkste aspecten van de Turkse taal. Regeltjes reguleren de klinkercombinaties. Deze zorgen voor een betere uitwisselbaarheid en maken de taal gemakkelijker om uit te spreken.

Samenklontering: Bij samenklontering (van het Latijnse woord agglutinare, betekent: “lijmen aan”) verbindt men achtervoegsels aan woorden om betekenis of grammaticale vormen toe te voegen.

Medeklinkermutatie: Medeklinkermutatie verwijst naar spellingswijzigingen die verschillen duiden in de uitspraak. Turks is een fonetische taal en medeklinkermutatie helpt de fonetische structuur te behouden. Dit gebeurt in het Engels ook (bijvoorbeeld het woord 'pretty' verandert in 'prettier'), maar het komt minder voor. De meest frequente wijzigingen gebeuren bij woorden eindigend op -k-. Deze veranderen in een zachte g (ğ) op het einde. Wanneer een achtervoegsel begint met een -d-, kan het veranderen in -t- wanneer er een medeklinker aan verbonden is.

Bijvoeglijke naamwoorden: Bijvoeglijke naamwoorden worden geplaatst voor zelfstandige naamwoorden en moeten niet overeenkomen in aantal. Ze veranderen naargelang het woord meervoud of enkelvoud is. Turks is een beschrijvende taal en heeft een overvloed aan bijvoeglijke naamwoorden.

Geslacht en lidwoorden: Er zijn geen verschillen qua geslacht in het Turks (-o- wordt gebruikt voor hij, zij en het). Ook zijn er geen bepaalde lidwoorden (“de”, bijvoorbeeld).

Positie van het werkwoord: De werkwoorden worden altijd achteraan de Turkse zin geplaatst.

Verbuigingen: Verbuigingen komen in vele talen voor: Latijn, Russisch en Duits. Ze veranderen zelfstandige naamwoorden om geslacht, aantal en naamval aan te duiden. Aangezien geslacht en aantal niet bestaan in het Turks zijn er slechts 6 casussen:

  • Nominatief- dit is de stam zonder achtervoegsel
  • Genitief- een bezittelijk naamwoord. Bijvoorbeeld, de bal van de jongen...
  • Datief- toont de beweging naar iemand
  • Accusatief- duidt het directe onderwerp van het werkwoord aan
  • Locatief- duidt de plaats aan
  • Ablatief- duidt de beweging ergens vandaan aan

Woordvolgorde: dit is 'Onderwerp Object Werkwoord'.

Lees meer

Was dit artikel nuttig?

Heeft u opmerkingen, updates of vragen over dit onderwerp? Stel hier uw vraag: